“Naast het onderhouden van machines is onderhoud aan medewerkers nodig” (de geschiedenis van bedrijfsmaatschappelijk werk deel I)
Van Sociaal Ingenieur tot Bedrijfsmaatschappelijk Werker – deel I (1880 – 1950) – door Binus Dieperink.
Bedrijfsmaatschappelijk werk bestaat al zo’n 140 jaar. Al 140 jaar ondersteunen bedrijfsmaatschappelijk werkers medewerkers bij psychosociale problemen en maken zij bedrijven beter. Welke naam het ook heeft, de bedrijfsmaatschappelijk werker is even actueel en relevant als 140 jaar geleden.
1880 – Het idee van Jacques van Marken
Het was de sociaal bewogen en vooruitstrevende directeur Jacques van Marken (1845-1906) van de N.V. Nederlandsche Gist- & Spiritusfabriek in Delft (het latere Gist-Brocades, inmiddels opgegaan in DSM) die zich realiseert dat uitval van medewerkers leidt tot uitval van productie en dus tot verliezen. Voor een ongestoord productieproces is niet alleen onderhoud aan de machines noodzakelijk, maar ook onderhoud aan de medewerkers is zijn opvatting. Als deze aandacht en ondersteuning krijgen bij de dagelijkse problemen waar ze tegenaan lopen, zijn ze minder vaak ziek, vallen ze veel minder vaak uit en zijn ze ook nog eens productiever. Bedrijven kennen al de functie van ‘Technisch Ingenieur’, die de machines onderhoudt of producten ontwikkelt. Nu ontstaat daarnaast ook de functie van ‘Sociaal Ingenieur’, gericht op het onderhoud en de ontwikkeling van de medewerkers.
1883 – Marie Kruseman is de eerste sociaal ingenieur in Nederland
In 1883 treedt Marie Kruseman (1862-1950), bij het bedrijf in dienst en wordt daarmee de eerste sociaal ingenieur in Nederland. In de daaropvolgende zes jaar ontwikkelt zij deze functie verder. Het werk van Marie Kruseman groeide in die tijd uit tot een breed integraal takenpakket met elementen van wat later sociaal-cultureel werk, personeelswerk/HRM en bedrijfsmaatschappelijk werk zou heten.
Jacques van Marken: “Naast het onderhouden van machines is onderhoud aan medewerkers nodig.”
Succes van sociaal ingenieurs valt op!
In navolging van de Gist- & Spiritusfabriek besluit enige tijd later Machinefabriek Stork als tweede bedrijf eveneens tot het aanstellen van een sociaal ingenieur. De directeuren zijn vrienden van elkaar en ook de eigenaar Charles Stork raakt overtuigd van de meerwaarde van de sociaal ingenieur voor zijn bedrijf. Steeds meer bedrijven volgen daarna hun voorbeeld, voornamelijk bedrijven die geleid worden door sociaal bewogen of streng-religieuze directies. Buiten het bedrijfsleven valt het succes en de meerwaarde van de sociaal ingenieurs op. Gemeentes en lokale overheden omarmen de aanpak en volgen daarin het voorbeeld van de bedrijven door op soortgelijke wijze hulp te gaan bieden aan burgers die kampen met dagelijkse problemen en uitdagingen. Ze stellen daarvoor ‘sociaal werkers’ aan naar voorbeeld van de ‘sociaal ingenieurs’ bij bedrijven. De sociaal ingenieurs zijn de voorlopers van de sociaal werkers, de latere maatschappelijk werkers.
1899 – Eerste opleiding voor sociaal werk in Amsterdam
Er ontstaat gaandeweg behoefte aan een goede en brede opleiding voor de sociaal ingenieurs en sociaal werkers. Tot dan werken met name verpleegsters als sociaal ingenieur, maar die missen vaak de kennis en de breedte van het werkveld. De eerste opleiding voor sociaal werk ontstaat in Amsterdam. Deze ‘Opleidingsinrichting voor Socialen Arbeid’ (nu onderdeel van de Hogeschool van Amsterdam) begint het eerste cursusjaar in september 1899. Initiatiefneemster is Marie Muller-Lulofs (1854-1954), die in Utrecht de Vereniging tot Verbetering van de Armenzorg heeft opgericht. Zij is een boegbeeld van de nieuwe richting in het sociaal werk. De eerste lichting telt veertien vrouwelijke studenten, allemaal ouder dan 23 jaar. Jonger acht men de leerlingen niet ‘levensrijp’ voor dit werk dat zich afspeelt in een harde wereld die zij vanuit hun beschermde opvoeding niet kennen. Die leeftijdsgrens zakt al snel naar 19 jaar, omdat een wachttijd van drie of vier jaar veel te lang is. En, zo blijkt al snel: de jonge dames zijn niet zo gauw overstuur.
1906 – School voor Maatschappelijk werk
De opleidingsinrichting verandert in 1906 zijn naam in ‘School voor Maatschappelijk Werk’, omdat na de grote spoorwegstaking van 1903 het woord ‘sociaal’ in verband wordt gebracht met ‘socialisme’ en een negatieve klank krijgt. Dat blijkt een obstakel voor de werving van nieuwe studenten. Oranjeklanten heffen in die tijd het “Hop hop hop, hangt de socialen op!” aan, en dat klinkt niet direct wervend voor de opleiding en het beroep. Vanaf die tijd heet het ook geen ‘sociaal werk’ meer, zoals in alle landen om ons heen, maar noemt men het alleen in Nederland ‘maatschappelijk werk’. Het bedrijfsmaatschappelijk werk wordt dan nog wel veelal ‘sociaal werk in bedrijven’ genoemd.
Oorlogsjaren – Vrouwen zitten klem tussen de rol van huisvrouw en fabrieksarbeider
De eerste groei van het bedrijfsmaatschappelijk werk komt in de jaren 40, de oorlogsjaren. Gedurende die jaren groeit het aantal bedrijfsmaatschappelijk werkers in Nederland van 38 tot 106. De vraag neemt toe vanwege de maatschappelijke onzekerheid, materiele problemen en doordat veel mannen zijn afgevoerd naar Duitsland om daar te werken. Veel vrouwen veranderen in de oorlogsjaren van huisvrouw in fabrieksarbeider, terwijl het traditionele rollenpatroon van de huisvrouw, met de zorg voor de kinderen en het huishouden ook in stand blijft. Veel vrouwen dreigen tussen de verschillende rollen en taken klem te komen zitten. Bedrijven voelen de noodzaak om deze vrouwen bij te staan en steeds meer bedrijven nemen daarvoor een bedrijfsmaatschappelijk werker in dienst.
Binnenkort het vervolg; Van Sociaal Ingenieur tot Bedrijfsmaatschappelijk Werker – deel II (1950 – nu) Dit artikel is onderdeel van de campagne De B is van Bedrijfsmaatschappelijk werk, waarbij Gimd extra aandacht besteedt aan de meerwaarde van bedrijfsmaatschappelijk werk en kennis deelt over haar expertise.
Over de auteur: Binus is voormalig algemeen directeur van Gimd en momenteel actief als strategisch adviseur en business developer.
Bronnen: Canon van Sociaal Werk | De sociale Fabriek (Maarten van der Linde) | Schaafsma, Baukje (2012), Bedrijfsmaatschappelijk werk in ontwikkeling | Anneke Menger, Silvia Timmer (2002), Karakteristieken van het bedrijfsmaatschappelijk werk | Jongh, J.F. de (1957), Maatschappelijk werk in bedrijven.